Recent kwam naar buiten dat de Franse politie laboratoriumtests heeft uitgevoerd op haarmonsters van diverse internationale wielrenners. Zij heeft daarbij getest op het niet-verboden middel tizinadine. Dit is opvallend, het afnemen van lichaamsmonsters is namelijk een verregaande bevoegdheid, die inbreuk maakt op de fundamentele rechten van de atleet. De gedachte dat deze vergaande bevoegdheid kan worden ingezet voor opsporing van niet-verboden middelen is schrikbarend.
Wat meer inzoomend de dopingregelgeving valt het echter al meteen op. De atleet heeft nauwelijks rechten wanneer het op doping komt. De fundamentele rechten van de atleet lijken weinig waard.
Dopingregelgeving
Voor de meeste sporten zal gelden dat de atleten direct of indirect zijn gebonden aan World Anti-Doping Code (WAD-Code). Deze regels zijn opgesteld door de World Anti-Doping Agency (WADA).
Doel van deze regels is in de eerste plaats om binnen de sport een gelijk speelveld te creëren. Daarnaast zijn er ook medische redenen om doping aan te pakken, dopinggebruik zou immers ook kunnen leiden tot bepaalde onaanvaardbare medische risico’s.
De WAD-Code omschrijft haar doel zelf als volgt:
To protect the Athletes’ fundamental right to participate in doping-free sport and thus promote health, fairness and equality for Athletes worldwide
Een ander doel van de WAD-Code is zorgen voor proportionaliteit en bescherming van mensenrechten.
Rule of law — to ensure that all relevant stakeholders have agreed to submit to the Code and the International Standards, and that all measures taken in application of their anti-doping programs respect the Code, the International Standards, and the principles of proportionality and human rights.
Wanneer je echter wat strikter naar de dopingregels en de uitvoering kijkt, lijkt het nu juist aan bescherming van deze mensenrechten wat te schorten.
Strafrechtelijk karakter dopingregels
Alvorens wat dieper in te gaan op de botsing van de dopingregels met fundamentele rechten van de atleet, is het belangrijk om op te merken dat de WADA dopingregels niet de status hebben van een wet. De regels zijn gebaseerd op instemming van de atleet. Door lid te worden van een sportvereniging en/of deel te nemen aan competities, verplicht de atleet zich aan deze dopingregels te houden. Daarmee onderwerpt de atleet zich ook aan het tuchtregime dat de bij deze regels hoort.
En hier wringt de schoen al. De vraag kan namelijk worden gesteld in hoeverre de atleet een vrije keuze heeft bij het accepteren van deze regels. Dit is van belang nu dopingregels op grote schaal ingrijpen op fundamentele mensenrechten van een atleet. Het lijkt wat dat betreft sterk op het strafrecht. Strafrechtregimes zijn echter in tegenstelling tot de eenzijdig door het WADA vastgestelde dopingregels onderworpen aan staatsrechtelijke controle.
Daarbij verdient het ook opmerking dat veel opsporingsmiddelen, zoals dopingcontroles worden uitgevoerd zonder dat een verdenking van dopinggebruik bestaat.
Voorbeelden van inbreuk op de fundamentele rechten van de atleet
Dopingregels maken dikwijls inbreuk op fundamentele rechten van de atleet. Voorbeelden daarvan zijn de volgende:
• Principle of strict liability (omgekeerde bewijslast)
Dit principe houdt kort gezegd in dat een atleet schuldig is aan een doping delict, wanneer een verboden middel in een monster wordt aangetroffen. De dopingautoriteit hoeft veelal niet te bewijzen dat de inname opzettelijk is geweest (art. 2.1 WAD-code).
Dit wekt op zijn minst de schijn dat iemand schuldig wordt bevonden alvorens deze zich heeft kunnen verdedigen. Daarbij is het bovendien heel moeilijk om je onschuld aan te tonen. Want hoe toon je bijvoorbeeld aan dat vervuild vlees of vervuilde voedingssupplementen de oorzaak zijn geweest. Men kan zich afvragen hoe dit zich verhoudt tot het fundamentele recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM).
Opmerkelijk is in dit kader de voetnoot 58 bij artikel 10.2.1.1. dat regelt dat de atleet dient te bewijzen dat een middel onopzettelijk is ingenomen.
While it is theoretically possible for an Athlete or other Person to establish that the anti-doping rule violation was not intentional without showing how the Prohibited Substance entered one’s system, it is highly unlikely that in a doping case under Article 2.1 an Athlete will be successful in proving that the Athlete acted unintentionally without establishing the source of the Prohibited Substance.
Deze gedachte betekent dat het WADA de atleet opzadelt met de bewijslast dat een verboden middel in een door de atleet ingenomen product zit. Vaak zal niet te achterhalen zijn, welk product vervuild was. Deze bewijslast is derhalve moeilijk na te komen. Het WADA erkent daarbij expliciet dat er bijna geen andere mogelijkheid is om aan de bewijslast te voldoen. Desondanks zadelt het WADA de atleet op met een bewijslast, op straffe van een schorsing van 4 jaar.
• Whereabouts
Sommige sporters zijn verplicht om zogenoemde “whereabouts” in te dienen. Kort gezegd betekent dit dat een sporter moet aangeven waar hij 24-uur per dag te vinden is. Het behoeft geen toelichting dat dit inbreuk maakt op het fundamentele recht op eerbiediging van iemands privéleven (artikel 8 EVRM).
• Uitvoeren van dopingcontroles.
Deze dopingcontroles worden veelal uitgevoerd door monsters te nemen van iemands lichaam (bloed / urine / haar). Een dergelijke controle maakt inbreuk op het richt op lichamelijke integriteit (art. 11 Grondwet). Daarbij heeft de dopingcontroleur bovendien specifieke richtlijnen betreffende het meekijken terwijl de monsters worden genomen.
Once in the Sample Collection area the DCO/Chaperone instructs the Athlete to remove or adjust any clothing that restricts the DCO’s/Chaperone’s clear, unobstructed view of Sample provision.
Bovendien worden dopingcontroles soms ook uitgevoerd bij iemand thuis, waarbij een atleet een controleur maar moet binnenlaten. Dat strijdt met het fundamentele recht op eerbiediging van het privéleven (art. 8 EVRM).
• Uitsluiten toegang tot gewone rechter
Wanneer iemand “schuldig” wordt bevonden aan een dopingovertreding en daartoe wordt bestraft, staat de atleet geen rechtsgang naar een burgerlijke rechter open. De atleet kan enkel bij het tuchtorgaan van de sportbond (of internationale federatie) opkomen tegen zijn of haar straf. En als ultimum remedium staat slechts een gang naar een privaatrechtelijk arbitrage-instituut het Court of Arbitration for Sport open. Dit kan strijden met het recht op een eerlijke rechtsgang (art. 6 EVRM). Zo oordeelde ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak van schaatsster Claudia Pechstein (par. 182).
• Schorsingen
Voor veel topsporters is het bedrijven van hun sport, tevens hun beroep. Door een sporter te schorsen, verbiedt een dopingautoriteit een sporter dus eigenlijk om zijn beroep uit te oefenen. Dit betekent derhalve een inbreuk op het recht op vrijheid van arbeid (o.m. art. 23 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens).
• Voorlopige schorsingen
In diverse gevallen waarbij een verboden middel in een monster wordt aangetroffen, of waarbij sprake is van een afwijking in een bloedpaspoort, wordt een atleet automatisch voorlopig geschorst (art. 7.4.1 WAD-Code). Hiervoor is al toegelicht dat dit het recht op arbeid raakt.
Daar komt in het kader van de voorlopige schorsing bij dat je twijfels kan hebben over een eerlijke procesgang. Een atleet die dus nog niet schuldig is bevonden, kan nagenoeg alleen onder een voorlopige schorsing uitkomen indien deze aantoont dat de vondst waarschijnlijk het gevolg is van een vervuild product. Bijvoorbeeld vlees of voedingssupplement. Deze bewijslast voor de atleet is zeer hoog, zoals afgelopen zomer bij bleek bij de Ad-hoc Commissie van het CAS in de zaak van de Zwitserse atleet Alex Wilson. Hij moest binnen enkele dagen aantonen dat zijn positieve test waarschijnlijk door vervuild vlees was veroorzaakt. Een welhaast onmogelijke opgave. In zijn geval was de consequentie dat hij niet kon meedoen aan de Olympische spelen.
De onschuldpresumptie (onschuldig tot het tegendeel is bewezen) zoals deze in het strafrecht geldt, lijkt er als het om doping gaat niet toe te doen. Dit kan nare gevolgen hebben wanneer een atleet inderdaad later kan aantonen dat er sprake is van vervuilde supplementen en de voorlopige schorsing dus ten onrechte of voor te lange tijd werd opgelegd, zoals bijvoorbeeld bij de Nederlandse veldrijdster Denise Betsema het geval was.
Athletes Rights Act
Doet het WADA dan helemaal niets voor de fundamentele rechten van de atleet? Dat is ook niet zo. Het WADA lijkt wel een poging te hebben gedaan om meer rekening te houden met de fundamentele rechten van de atleet. Na consultatie van atleten heeft het WADA een zogenoemde “Athletes’ Anti-Doping Rights Act” (AADRA) gepubliceerd, waarin enkele rechten van atleten zijn opgesomd.
Op het eerste oog lijkt deze “Act” een goed initiatief. Het WADA heeft kennelijk oog voor de rechten van de atleet. Bij het lezen van de preambule verandert dit beeld. Het uitgangspunt van de AADRA, zou namelijk het fundamentele recht op deelname in een dopingvrije sport zijn. Alhoewel dopingvrije sport een goed streven is, kun je afvragen of dit recht gelijk staat aan diverse mensenrechtenverdragen en verklaringen. Het door het WADA benoemde recht is en blijft immers eenzijdig en zonder publiekrechtelijke basis door het WADA vastgesteld.
Bovendien lijkt de AADRA ook voor het WADA zelf niet zoveel waarde te hebben. In de preambule schrijft zij immers zelf:
However, this Act is not a legal document; athletes’ legal rights in the context of anti-doping are only those rights that are set forth in the Code and International Standards regardless of how they are described in this Act. In case of conflicting interpretations, the provisions of the Code and International Standards shall prevail in all cases.
Kortom, ondanks dat de WADA de AADRA omschrijft als een wet (“act”), heeft het geen enkele juridische status. De vraag is dan ook hoe serieus dopingautoriteiten de fundamentele mensenrechten van de atleet nemen.
Slotwoord
Dopingautoriteiten streven een goed doel na. Dopingvrije sport is eerlijker. De indruk ontstaat echter dat dit doel koste wat kost moet worden nagestreefd, waarbij de dopingautoriteiten vergeten rekening te houden met fundamentele rechten van de atleet.
Dit wil niet zeggen dat inbreuken op de fundamentele rechten van de atleet nimmer toelaatbaar zijn, maar het is wel goed om er bij stil te staan dat diverse inbreuken erg fors zijn. Te meer nu deze inbreuken kunnen worden gemaakt, zonder enige indicatie dat een atleet doping heeft gebruikt. We moeten ons dus afvragen of we niet met minder vergaande inbreuken hetzelfde doel kunnen bereiken, namelijk een zoveel als mogelijk dopingvrije sport.