Naar de Olympische Spelen via de Rechter (Beijing 2022): Kwalificatie-eisen getoetst

Nog maar een paar dagen en dan beginnen de Olympische Spelen in Peking. En dat betekent doorgaans ook: kwalificatieperikelen. Diverse atleten hebben hun zaak via een spoedprocedure al voorgelegd aan de Ad Hoc Commissie van het Court of Arbitration for Sports. Maar ook nationaal heeft de Voorzieningenrechter zich al over het een kort geding moeten buigen. Freestyle skiester Isabelle Hanssen, die uitkomt op het onderdeel halfpipe, probeerde via de rechter alsnog te bereiken dat zij zou worden voorgedragen voor de Olympische Spelen. En daar lijkt wel iets voor te zeggen. Want voor andere atleten werd wel een uitzondering gemaakt.

De zaak Isabelle Hansen

Wat was er nu aan de hand? Hanssen had voldaan aan de internationale kwalificatie eisen om deel te nemen aan de Olympische Spelen. De Nederlandse bond, in dit geval de Nederlandse Ski Vereniging (NSkiV) en NOC-NSF hebben echter strengere eisen. Aan deze eisen voldeed Hanssen volgens de NSkiV niet

Ook snowboardster Michelle Dekker en skiër Maarten Meiners voldeden ook niet aan de nationale kwalificatie-eisen. In tegenstelling tot voor Hanssen, maakten de NSkiV én het NOC-NSF wél een uitzondering. Hanssen stelde dan ook ongelijk te zijn behandeld en beriep zich op het gelijkheidsbeginsel.

Het kort geding

De kwalificatie-eisen

De Voorzieningenrechter diende te beoordelen of de beslissing van de NSkiV om Hanssen niet voor te dragen rechtmatig was. De toets die voor dergelijke beslissingen geldt is om te beoordelen of de NSkiV in redelijkheid tot deze beslissing had kunnen komen. Een dergelijke toets is bijzonder marginaal, zoals ik in een eerder blog ook al schreef

In dat kader stelde de Voorzieningenrechter zichzelf eerst de vraag of bij een beroep op het gelijkheidsbeginsel, er wel plaats is voor de marginale toets. Dat was het geval, zo oordeelde de Voorzieningenrechter. De toets bleef dus of de NSkiV in redelijkheid niet tot haar beslissing had kunnen komen. Uiteraard speelt bij die beoordeling wel degelijk het gelijkheidsbeginsel.

De Voorzieningenrechter oordeelde dat Hanssen niet ongelijk is behandeld. Dus had de NSkiV in redelijkheid tot haar beslissing kunnen komen om Hanssen niet voor te dragen. Aan dit oordeel legde de Voorzieningenrechter ten grondslag dat Hanssen nimmer in de bovenste 50% van het deelnemersveld is geëindigd en nooit een finale heeft gehaald. Dit terwijl de andere twee atleten voor wie een uitzondering werd gemaakt wel in de bovenste 50% zijn geëindigd. Volgens de Voorzieningenrechter is dat een objectieve toets op basis waarvan de NSkiV onderscheid kon maken.

Deze beslissing schuurt. De norm is strikt, maar in dit geval had ook best kunnen worden geoordeeld dat de NSkiV niet in redelijkheid tot haar beslissing had kunnen komen. De reden daarvoor is dat zij een redelijk gelijk geval, anders heeft behandeld. Dat zal ik toelichten.

Waar moest Hanssen dan voldoen? Hanssen moest met haar ranking op de kwalificatielijst van de internationale bond, eenmaal top 4 of tweemaal top 8 (geschoonde ranglijsten) hebben behaald.

Voor snowboardster Dekker golden dezelfde eisen. Dekker zat hier zeer dicht tegenaan, met één achtste plaats en diverse keren de kwartfinale net misgelopen (dus wel top 16).

Voor Maarten Meiners gold lichtere nationale kwalificatie-eisen. Twee keer in de geschoonde top 16 of één keer in een geschoonde top 8 van de wereldbekerwedstrijden. Hij zat er niet dicht tegenaan. Want hoewel een prestatie van formaat, was zijn beste prestatie 25e op een geschoonde ranglijst. Kijkend naar de nationale kwalificatie-eisen een relatief gelijke prestatie ten opzichte van de 15e plaats die Isabelle Hanssen heeft bereikt.

Uitzondering op de kwalificatie-eisen of niet?

Voor Maarten Meiners gold lichtere nationale kwalificatie-eisen. Twee keer in de geschoonde top 16 of één keer in een geschoonde top 8 van de wereldbekerwedstrijden. Hij zat er niet dicht tegenaan. Want hoewel een prestatie van formaat, was zijn beste prestatie 25e op een geschoonde ranglijst. Kijkend naar de nationale kwalificatie-eisen een relatief gelijke prestatie ten opzichte van de 15e plaats die Isabelle Hanssen heeft bereikt.

Zowel bij Dekker als bij Meiners heeft De NSkiV naar eigen zeggen oog gehad voor bijzondere omstandigheden. Zowel Dekker als Meiners hadden ten opzichte van toplanden beperktere voorbereidingsmogelijkheden als gevolg van COVID-19. Voor Dekker gold dat zij heel dicht tegen de nationale prestatie-eisen aanzat. Met een normale voorbereiding (gelijk aan die van haar concurrenten) had dan een tweede top-8 plaats en dus kwalificatie zeer goed mogelijk geweest.

Voor Meiners was dit anders. Hij was redelijk ver verwijderde van de klasseringen waarmee hij zou voldoen aan de nationale prestatie-eis. Echter, vanwege de eerdergenoemde mindere voorbereiding door COVID-19 is voor hem een uitzondering gemaakt. Ook speelde daarbij mee dat hij een betere startpositie zou hebben door het Olympisch format. Maar niet duidelijk wordt, of plots bijvoorbeeld top-8 kansen bestaan.

Geen uitzondering voor Isabelle Hanssen

Maar gold wat voor Meiners is geoordeeld niet ook allemaal voor Isabelle Hanssen? Hanssen had in ieder geval 3 klasseringen die (aanzienlijk) beter waren. Daarbij heb ik begrepen dat Meiners veel meer wedstrijden en dus kansen had om zich te kwalificeren.  En ook  Hanssen was zwaar getroffen door de COVID-19 pandemie. De Voorzieningenrechter hield het ook goed mogelijk dat NSkiV hier onvoldoende oog voor had, maar vond het toch niet van doorslaggevend belang om het beroep op het gelijkheidsbeginsel te honoreren. Meer dan deze motivatie geeft de Voorzieningenrechter niet. En ik vind dat toch opvallend. Want juist vanwege de nadelige gevolgen van de COVID-19 pandemie werden voor anderen wel uitzonderingen gemaakt, terwijl zij minder goede klasseringen hadden.

Ik zet ook een vraagteken bij de door de Voorzieningenrechter genoemde objectieve maatstaf van eindigen bij de bovenste 50%. Want dat zegt niks over de kans op een medaille of een top-8. Dat hangt er maar net vanaf hoeveel atleten meedoen.

De nationale prestatie-eisen, die zijn gericht op de kans op een medaille, vragen juist niet om te eindigen bij de bovenste zoveel procent, maar bij de top 4, top 8 of top 16. Keiharde klasseringen. Dat is de maatstaf die normaal gesproken (voor bijna alle sporten) wordt gebruikt. Waarom daar nu van wordt afgeweken, is wat mij betreft een raadsel.

Kan Isabelle Hanssen nu nog iets doen?

Dat antwoord is onbevredigend, maar de kans is klein. Ze kan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. Een dergelijk beroep zal echter snel te lang duren.  Ondanks dat het onderdeel van Hanssen pas bijna aan het einde van de spelen op het programma staat, zal dat vermoedelijk te kort zijn. Alhoewel, je weet maar nooit. In diverse coronazaken, kon er uitermate snel een spoedappel plaatsvinden.

En de spoedprocedure van het Court of Arbitration for Sport dan? Dat wordt ook een lastig verhaal. Deze zogenoemde Ad Hoc Commissie neemt enkel geschillen in behandeling die tijdens de Spelen of 10 dagen ervoor zijn ontstaan. De beslissing van het NSkiV dateert van daarvoor. Om deze reden heeft de Ad Hoc Commissie al een beroep van wederom twee freestyle skiërs (op de moguls) afgewezen.

Conclusie

Het wordt dus maar weer eens bevestigd dat de toets of een vereniging, in dit geval de NSkiV, in redelijkheid tot een beslissing had kunnen komen, er zelden toe leidt dat een beslissing wordt aangetast. Dit leidt er bijvoorbeeld toe dat sportbonen hun eigen regels passeren of wel heel ruim interpreteren, of in dit geval dat er redelijk willekeurig wordt gehandeld.

En daarbij denk ik dat dat in dit geval anders had kunnen uitpakken. Want waarom bij de één wel en de ander niet bij nagenoeg gelijke omstandigheden. Dan vraag ik me wel of de NSkiV in redelijkheid tot deze ongelijke behandeling had kunnen komen. En daarmee wil ik niet zeggen dat een ander (Meiners) ook niet naar de Olympische Spelen moet. Integendeel, er was hier ruimte geweest om voor Isabelle Hanssen dezelfde uitzondering te maken en daarmee ook het aanzien van de sport te vergroten. Een gemiste kans om het freestyle- skiën op de kaart te zetten en Isabelle Hanssen deze mooie kans te geven.