Dat Vitesse het kort geding over haar eeuwigdurend speelrecht had verloren, was na de mondelinge uitspraak van de Voorzieningenrechter in Arnhem al bekend. Inmiddels heeft de rechtspraak ook het vonnis gepubliceerd. Dit vonnis schijnt meer licht op de overwegingen van de Voorzieningenrechter.
De procedure bij de rechtbank gaat over de vraag of Vitesse een eeuwigdurend speelrecht kan afdwingen. Dit is belangrijk omdat Vitesse nu niet kan garanderen dat het een stadion heeft om volgend seizoen in te voetballen. Daarmee voldoet Vitesse niet aan de licentie-eisen van de KNVB en loopt zij het risico op boetes of zelfs het verlies van haar licentie als betaald voetbal organisatie.
De Voorzieningenrechter oordeelt dus dat Vitesse een eeuwigdurend speelrecht niet kan afdwingen. Dit speelrecht verviel, aldus oordeelt de Voorzieningenrechter, als gevolg van een later financieel reddingsplan. In meer juridische termen speelt de vraag of een zogenoemd kettingbeding, dat in dit speelrecht voorziet, wel juist is overgenomen bij diverse overdrachten van het Stadion Gelredome. De Voorzieningenrechter oordeelt van niet. Dit oordeel betreft een voorlopig oordeel in kort geding. En dat betekent dat in een zogenoemde bodemprocedure dit oordeel zou kunnen worden teruggedraaid. In een dergelijke procedure bestaat immers meer tijd en ruimte voor bewijsvoering. Binnenkort meer over deze zaak op dit blog.